Zoete stem der Noorsche zee
Ik haatte het ganse menselijke geslacht en den ragebol, waarop het rondkruipt en voortwoekert. De geest van het pessimisme steeg op uit de wateren der Noorsche zee, en zijn stem te vernemen was zoet. "Aanschouw om u heen en zie!" sprak hij. "Spits uwe ooren en hoor! Overal rondom u, zoo ver menschenoogen reiken, zoo scherp menschenooren luisteren niets dan: breken, branden, koken, loeien, huilen en te mortel slaan: niets dan afgrond en schuim. En temidden daarvan op onbehaaglijke wijze gehutseld te worden, dat noemt de mensch levensgenot!"
(H.W. van der Meij, Wandelingen in Noorwegen (1878))
____________________